Interpretation of The Other and the Self Part II
Het zelf heeft niet veel om het lijf, maar het is niet geisoleerd, het is opgenomen in een weefsel van relaties dat completer en mobieler is dan ooit[1].
“.. De wetenschapper heeft een ontvanger nodig die op zijn beurt zender kan worden, of een gesprekspartner. Anders is het onmogelijk zijn uitspraken te verifieren, […]”[2]
Really imaginative ethnographies, for example, depend upon an unknowing relation to the other. To begin an ethnographic project with a goal, with an object of research and a set of presumptions, is already to stymic the process of discovery: it blocks one’s ability to learn something that exceeds the frameworks with which one enters [3]
“someone who blurs the lines not only between academic disciplines but also between artistic, cultural, and entrepreneurial activities” [4]
[1] Lyotard, 1979
[2] Lyotar, 1979
[3] Halberstam, 2011
[4] Halsall describing Latour, 2016
Bestaat elk persoon en elk werk in de gratie van de interactie met een ander,
dus dat vormt het zelf.
Wat als de Ander onbekend is?
I would define my art practice as an ethnographic relational art practice. Therefore, I need the Other.
“someone who blurs the lines not only between academic disciplines but also between artistic, cultural, and entrepreneurial activities” [4], a description that would, at this moment, best define my intentions.